February 25, 2008
Willy Deville interview: 'Ik houd van elk litteken dat ik heb' [Dutch]
Door: Sander Donkers 23-02-2008
Dat Willy DeVille er een niet-alledaagse kledingstijl op nahoudt, is al een jaar of dertig bekend. Toch weet hij vandaag weer te verrassen. Met wankele tred betreedt de zanger de lobby van het Amsterdamse Barbizon Hotel in een compleet indianentenue. Jas met franjes, een paardrijbroek met schaamlap, een houten kralendekje om zijn nek, paardendeken over de schouder. Aan zijn bijna doorgescheurde oorlellen bungelen fikse stenen, daarboven prijkt een bewerkelijke coiffure - lange waaier in de nek, bovenop Little Richard met een toefje mohikaan.
Het is zijn casual look, zegt DeVille, terwijl hij een afwezig handje geeft. 'Wat ik draag als ik geen zin heb om ondergoed aan te trekken.' Wanneer hij vervolgens de schaamlap optilt en een doorzichtige maillot onthult, is duidelijk te zien dat hij de waarheid spreekt.
Hij drapeert de deken over de sofa, bestelt een decaf ijskoffie met een bakje ijsblokjes, een kannetje melk en zoetjes, 'maar geen glaasje water want dan moet ik steeds aan goddamn wodka denken', en begint uitvoerig het dressoir en de bijpassende wanddecoraties te bewonderen. Hij streelt het hout. Minstens vierduizend dollar waard, schat de zanger uit de losse pols. Dan draait hij zich om met iets dat in de verte lijkt op een pirouette, en zegt: 'So. Je hebt Willy DeVille en een vierduizend dollar-achtergrond. Wat kan je nog meer wensen?'
Punt is, natuurlijk, dat je Willy DeVille niet hébt. Zo excentriek als zijn voorkomen is, zo kronkelig is het pad van zijn conversatie. Vragen duwen hem hooguit een weinig in de goede richting. Hij zit geen seconde stil, en roept om de haverklap om Nina, zijn vrouw, manager en 'reddende engel'.
Maar goed, ordelijk gesprek of niet, het is wél Willy DeVille. Geboren in 1950 als William Borsay, en al dertig jaar een zanger van de buitencategorie. Ooit, midden jaren zeventig, gold hij als de verpersoonlijking van New Yorkse cool, altijd strak in het pak, altijd op Italiaanse schoenen. Met hits als 'Spanish Stroll', 'Cadillac Walk'‚ en later 'Demasiado Corazon', die even vlijmscherp waren als zijn dunne snorretje. Zijn groep Mink Deville werd tot de punk en new wave gerekend, maar in zijn hoofd behoorde hij altijd tot een eerdere periode. Die van de rock 'n' roll, de doowop en meisjesgroepen als The Ronettes en The Crystals.
Begin jaren negentig verkaste hij naar New Orleans, waar hij zichzelf met succes opnieuw uitvond. Hij mat zich een piratenuiterlijk aan, en het groezelige geluid van The Big Easy deed zijn intrede op zijn platen. Stijlvast is hij niet, maar met vrijwel elk klassiek Amerikaans genre kan hij uit de voeten. Als solo-artiest maakte hij een reeks sterke platen, en ook een paar mindere. Maar altijd staan er wel een paar songs op die onmisbaar zijn voor Willy's trouwe fans.
Die fanschare bevindt zich overigens voor het grootste deel in Europa. Thuis in Amerika heeft hij lang niet de reputatie die hij hier heeft, dus is hij er vaak. In Frankrijk, Italië, Duitsland en Nederland. Vandaar ook dat iedere ober die langskomt, onthaald wordt als een verloren zoon. Want hij kent het hotel, en men kent hem. In de tijd dat hij nog slechte gewoonten had, kwam het goed uit dat de Zeedijk net om de hoek lag. Nu is hij er vooral for old time's sake. Ze hadden nog geprobeerd om hem in dat 'fucking whorehouse' onder te brengen, dat 'trick hotel', kom hoe heet het ook al weer - o ja, het American. Maar dan kennen ze Willy DeVille dus niet.
Zooitje piraten
Zijn nieuwste cd, Pistola, behoort tot de mindere categorie, maar een paar nummers maken veel goed. De fraaie smartlap 'Louise' bijvoorbeeld, of het merkwaardige spoken word-stuk 'Mountains of Manhattan'. Het prijsnummer is zonder twijfel 'The Band Played On', een hommage aan New Orleans, die opgeluisterd wordt met de plechtstatige klanken van een typische brass band.
Aanvankelijk vond hij het idee een beetje corny, zegt hij. 'Want iedereen komt de laatste tijd met een tribute aan de stad - Aaron Neville, Allen Toussaint, iedereen. Maar ja, ik ben nou eenmaal een songwriter en ik hou zielsveel van New Orleans. Ze haalden me ooit binnen als een weeskind, nu ben ik een geadopteerde zoon. En ik ben er trots op om bij dat zooitje piraten te mogen horen.'
Bovendien is Katrina hem niet in de koude kleren gaan zitten. Evenmin als 9/11 trouwens. Twee ongekende rampen, uitgerekend in de twee steden waar hij mee vergroeid is. Toeval? Hij wil niet paranoïde overkomen, maar… zoals ze zeggen: just because you're paranoid doesn't mean they're not after you. 'Ik werd wakker gemaakt door mijn vrouw met de mededeling dat ze bommen op New York gooiden en tegen de tijd dat ik bij mijn psychiater aankwam, stond New Orleans onder water. Ik vroeg hem: wow man, ligt dit aan mij? Ben ik de antichrist? Kom op man, ik ben in de war. En hij keek alleen maar uit het raam en zei niks. Ik betaal die klootzak bijna driehonderd dollar per sessie. Niks!'
Wat rampen betreft, heeft Willy slecht nieuws. Wist ik dat zijn grootmoeder helderziende was en hij iets van haar gave heeft geërfd? 'Ik wil de stemming niet bederven, beste vriend, maar ik voel het aankomen: er komen nog meer tragedies aan. Ik voel het aan mijn lichaam. Kijk maar: I'm on edge.' Fluisterend gaat hij verder: 'Laten we er maar niet over praten. Laten we het over muziek hebben, over dingen waar je high van wordt.'
Dan zit hij plotseling rechtop. 'Heb je die film over Piaf gezien? Nee?' Edith Piaf, een van Willy's idolen, was de voornaamste reden waarom hij ooit een plaat opnam in Parijs (Le Chat Bleu), waarop hij onder meer samenwerkte met Charles Dumont, die ook voor de zangeres had gecomponeerd. 'Man, daar zit een scène in die me bij de ballen greep. Ze ligt in een ziekenhuisbed, ziet er heel oud uit. Maar ze is nog een jonge chick, eind veertig pas. Er komt een zuster binnen met zoiets verschrikkelijks als wortelsap, wat zij natuurlijk omstoot. En ze zegt: "Ik zal nooit meer zingen, toch?" Ze krijgt geen antwoord, maar ze weet dat het zo is.' Hij trekt een pijnlijke grimas. 'Daar werd mijn grootste nachtmerrie voor mijn ogen verbeeld. Die vreselijke beperking, die haar bespringt als een wild beest. Zij denkt dat ze doodgaat, omdat ze niet meer kan zingen. Voor mij zou het precies zo voelen, besefte ik. Want alles wat ik ooit gewild heb, is zingen. Dat is de essentie. Zanger zijn. Een ge-wel-di-ge zanger zijn. Het ging me nooit om de meisjes en de dope.'
Toegegeven, toen al die meisjes en die drugs opeens in groten getale om hem heen zwermden, was Willy, om het voorzichtig uit te drukken, niet bepaald het toonbeeld van zelfbeheersing. 'Je denkt dat het zo hoort omdat je idolen het ook deden. Want dat waren zulke dynamische persoonlijkheden. Pas later besef je dat hun levens in werkelijkheid diep tragisch waren. En in de meeste gevallen vrij kort.'
Gelachen heeft hij volop, daar niet van. Hij ziet nog zijn eerste vrouw Toots restaurant La Coupole uitlopen met al het tafelzilver verborgen onder haar rok. Kletterde vlak voor de deur op de stoep. En hij kan het een en ander vertellen over Herman Brood, met wie hij een vriendschap onderhield die voornamelijk gebaseerd was op 'that thing'. Maar pleeaase, laten we de dope toch vooral niet ophemelen. 'Het eind van het liedje is dit: je wordt wakker en je hoort een zacht gefluister: death, death, death… Je denkt: ja, me neus, dat komt omdat ik nog geen shot heb gehad. Maar als je dat shot dan neemt, blijf je het horen. Death, death, death… Dat is het moment om te kiezen: ga ik dood, of ruim ik de rotzooi op?'
Hij had de mazzel, zegt Willy, dat zijn wil sterk genoeg was. 'Iemand als Herman had dat niet. Very nice cat, heel getalenteerd, maar niet erg sterk in geestelijk opzicht. Je zag aankomen dat het misging. Hij was iemand die geloofde dat een artiest moet lijden. En dat is zo'n onzin. Zodra je van het podium komt, zit je taak erop. You don't have to wear it.'
Het lullige is, gaat hij verder met Cruijffiaanse logica: áls je het overleeft, word je vanzelf oud genoeg. En ga je het dus vanzelf begrijpen. 'Voelde jij je comfortabel in je lichaam toen je twintig was? Dertig? Nee man, je moet eerst een paar flinke tikken krijgen. Tot je weet: hier ga ik me niet onderuit werken. Dit is de real fucking world, en die is niet mis. Je hebt geboorte, dood en je hebt de belastingen. De grote drie. And that's it.'
Punkgedoe
Rusteloos is het bestaan nog altijd. Zijn plantage in Louisiana, waar hij paarden fokte, heeft hij al een paar jaar niet meer. En met al dat gereis door Europa begon hij zich meer en meer een statenloze te voelen. Daarom, vertelt hij, heeft hij nu zijn vizier weer gericht op de stad waar hij opgroeide. 'Deze tour,' zegt hij beslist, 'doen we alleen maar om straks te kunnen terugkeren naar New York. And burn it down! We willen New York terug. En ik bedoel het niet soft, dat ik iets wil teruggeven aan die stad of zo. Nee: Ik Wil New York Terug! Schoonvegen die handel. Take no prisoners. Wij gaan het weer worden. Wij worden dé band van New York.' Waar het plan op gebaseerd is, blijft onduidelijk. Maar Willy acht de tijd rijp. 'Dat punkgedoe is voorbij, en wat stelde het nou helemaal voor? The New York Dolls? Bullshit! The Ramones? Comedy! Maar ze zorgden er wél altijd voor dat wij onderaan de poster stonden. We lagen altijd met elkaar overhoop. En nou zijn ze weg. En veel zijn er dood. Ach jeetje, mijn hart is gebroken... Maar wij staan klaar om terug te komen.'
In één moeite door schakelt hij van boosaardig naar sentimenteel. Ach… New York. Hij was dertien, veertien. De schoolmeester stond erop dat hij en twee andere vriendjes hun vetkuiven afknipten. En nou ja, mooi niet. Dus daar ging zijn schoolcarrière. 'Wat Joey Bacuzzi deed, weet ik niet meer, maar Robbie en ik gingen naar de Village. We zouden wel even bluuuesmen worden. Yeah! Enfin, Robbie heeft zich een paar jaar geleden door zijn kop geschoten… en ik ben nog altijd hier.'
Hij is een survivor, wil hij maar zeggen. Hoewel God mag weten waar hij dat aan verdiend heeft. 'Gezien alle domme shit die ik heb uitgehaald, mag ik van geluk spreken. Maar ik heb geen spijt. Al die dingen hebben me gemaakt tot het karakter dat ik nu ben. Ik houd van elk litteken dat ik heb. Ze zijn van mij.'
Hij heeft in elk geval meer geluk gehad dan Piaf, want zijn stem heeft hem nooit in de steek gelaten. 'Sterker nog,' zegt hij, 'hoe ruiger het eraan toeging, hoe beter ik klonk. Dat is een zegen, besef ik nu. Vlak voor deze tour had ik een koutje opgelopen, en klonk ik opeens als een rochelende oma. Ik lag in bed met thee, en dacht bij elke sigaret: moet ik deze nou echt roken? Be smart. Ik begin te merken dat ik voor sommige dingen meer mijn best moet doen. Die magie die ik altijd kon oproepen met een knip van mijn vinger... Wel, tegenwoordig heb ik soms wat meer vingergeknip nodig.' Tja, vreemd is het niet. Hij is zevenenvijftig en heeft stevig geleefd. Net als hij begint uit te weiden over de voordelen van een hoge leeftijd, komt zijn vrouw met een bord voedsel. 'Oh shit,' zegt de zanger vol afgrijzen, 'een sandwich.'
'Baby,' begint Nina. 'Je moet eten.'
'Ik weet het, maar...'
'Nee, ik heb het broodje helemaal nagekeken. Dit stukje kun je eten, en dit ook.'
Tegen heug en meug zet Willy zich aan zijn sandwich. 'We moeten ons gewicht in de gaten houden. Ik weeg nog maar honderddertig pond, en dat is een beetje weinig.' Had hij trouwens al verteld dat hij een nieuwe heup heeft? Of eigenlijk: een heel nieuw bovenbeen. Hij slaat er een paar keer op. 'Ik moest helemaal opnieuw leren lopen,' zegt hij. 'Maar nu gaat het weer prima. I can do the ol' sock-shoe!' Ten bewijze maakt hij een klein dansje om de sofa heen, met één been opgetrokken. Met zijn spitse kop, en al dat haar en die franjes, doet hij denken aan een gewonde roofvogel.
'Geluk of niet,' zegt hij, 'er zijn altijd dingen waar je niet aan kunt ontsnappen. Dat is okay. Hoe gaat die mooie regel ook alweer? I've had my fun, if I don't get well no more. Hoe erg is het nou helemaal? Na die heup kreeg ik een brief dat mijn rijbewijs was ingetrokken. Maar ik heb helemaal nooit een rijbewijs gehad. Dus daar kon ik best mee leven.'
Door Sander Donkers / Bron: Vrij Nederland
Foto's: © Ton Pors 14/02/08
Subscribe to:
Post Comments (Atom)
Mooi.
ReplyDeleteEen van de laatste interviews met Willy DeVille. Goed stuk, Sander, In één artikel teken je Willy zoals hij was kort voor z'n dood en de periodes die daaraan vooraf gingen.Inclusief zijn humor, wil om te leven en -inderdaad Cruyfiaanse- filosofieen.
ReplyDelete