Showing posts with label report. Show all posts
Showing posts with label report. Show all posts

April 13, 2024

Willy DeVille in Amerika en Europa [NL blog]

[Jack Nitzsche met Willy DeVille]

 Willy DeVille in Amerika en Europa

In 1977 liet Willy DeVille (geb. 25 augustus, 1950, Stamford, Connecticut) voor het eerst goed van zich horen. Het was de tijd van succesvolle disco-muziek en door Europese geëngageerde recensenten geprezen new wave- en punk-klanken. In mei 1977 rapporteerde de Engelse popjournalist Mick Farren (1943-2013) vanuit New York: “The word was that Mink DeVille were probably the tightest and best musically organised outfit in the whole of the CBGB’s axis”. Tijdens zijn verblijf in de Big Apple was Farren niet in staat Mink DeVille te zien optreden. Hij kreeg er wel de kans naar het eerste album van de groep te luisteren. Natuurlijk, concludeerde Mick, waren er invloeden te horen van de Velvet Underground. Maar dan van een Lou Reed die heel veel naar Sam Cooke (1931-1964) geluisterd had. Zonder de naam van Ben E. King (zanger van onder andere ‘Spanish Harlem’) te noemen verkondigde Farren over ‘Spanish Stroll’: “Two verses are delivered in Harlem Spanish while the guitar turns positively olé”. Farren eindigde zijn relaas met de woorden: “I have a feeling that Mink DeVille could be around long after ‘gabba gabba hey’ has become the sole property of obscure punk collectors’ fanzines”.

Lees hier verder: www.harryknipschild.nl


October 25, 2019

Willy DeVille expositie in Herman Brood museum

Van 20 oktober tot en met eind december is er een prachtige expositie van Willy DeVille te zien in het Herman Brood Museum Zwolle.



De expositie bestaat onder andere uit unieke foto's van:
- Patricia Steur
- Dirk W. de Jong
- Gerard Wessel

Ook zijn er kostuums te zien zijn die Willy droeg op het podium. Met dank aan Trudy Jost uit Zwitserland.

Yadonna Wise West samen met Erik Neimeijer – Foto © Mariekus Go

De opening was zondag 20 oktober van 20.00 - 23.00 uur.
Tijdens deze opening zorgde niemand minder dan YaDonna Wise (West) uit New Orleans voor de muzikale omlijsting. Zij was jarenlang vaste zangeres bij Willy DeVille's band en vertolkte een aantal bekende DeVille nummers. Ze werd hierin bijgestaan door onder andere Erik Neimeijer.


Fotograaf Patricia Steur werkte twintig jaar elk jaar met hem samen. Met haar sprak NOS Met het Oog Op Morgen over Willy DeVille.

Meer foto's hier.

Willy met Herman Brood 70's – Foto © Gerard Wessel

May 7, 2016

Former Mink DeVille drummer T.R. Allen Jr. (Manfred) died.

Sad news... Former Mink DeVille drummer T.R. Allen Jr. (Manfred) has passend away. Louie”Uptown” Erlanger confirmed this sad news.

In 1974 William Borsey started the band Billy DeSade and the Marquis with the following line up:
Willy DeVille, guitar, lead vocals
Ruben Siquenza, bass guitar
T.R. Allen Jr. (Manfred), drums

In 1975 the name of the band was changed into Mink DeVille.
William Borsey took as his stage name Willy DeVille.
Mink DeVille performed in the New York music scene. The concerts in the New York Club CBGB’s were recorded and released on the album “Live from CBGB’s”. In the band then were:

Willy DeVille, guitar, lead vocals
Louie”Uptown” Erlanger, lead guitar, vocals
Manfred Jones, drums, vocals
Ruben Siquenza, bass guitar
Ritch Colbert, keyboards



At the time of recording the debut album Cabretta
in 1977 the band members were:
Willy DeVille, guitar, lead vocals
Louie ”Uptown” Erlanger, lead guitar, vocals
T.R. Allen Jr. (Manfred), drums, vocals
Ruben Siquenza, bass guitar
Bobby Leonards, keyboards, piano

May 2, 2015

Louie X Erlanger about Willy DeVille [collected]

De unieke verzamelaar Willy DeVille Collected versceenop 20 februari. Het booklet bevat exclusieve herinneringen van zij die met Willy samenwerkten.

Onderstaand een gedeelte van het verhaal van Louie X Erlanger, de originele gitarist van Mink DeVille. Zijn complete verhaal beschrijft de begindagen van de band en de eerste 3 albums. Dit verhaal gaat over het laatste album waarop Louie op te horen was: Le Chat Bleu.




"By the time we set out to do “Le Chat Bleu”, Manfred, Ruben and Bobby were gone and Willy wanted to change managers. This resulted in a lawsuit where our equipment was locked up and we couldn’t tour. Capitol became worried about recouping their investment. So Willy, oblivious to money as he always was, decided it was time to make his dream recording in Paris, with Jean Claude Petit doing string arrangements. I thought he was crazy. I’d seen him jettison two friends who in Mink’s early years had eaten Hamburger Helper every day for a year to support his vision, and I suspected we were on the verge of being dropped by our label. So I was pretty disgusted with everything. Willy’s response? On the plane to Paris he said to me “Don’t worry, I have an angel on my shoulder.” Then he proceeded to tell me that one of the funniest things I ever said to him was “Willy you’re one of the most difficult people I’ve ever dealt with” and he started to laugh. Willy had a puzzling take on reality, but for some reason I’m laughing thinking about it. At the time, though, I was feeling ready to move on.

Working with Elvis Presley’s rhythm section of Ron Tutt and Jerry Scheff on Le Chat Bleu in Paris was a pleasure. They had a great feel and could play anything. I think it’s a great record, but Capitol in the U.S. didn’t understand it. “Mazurka”, a zydeco accordion tune lifted from a Queen Ida LP that I had loaned Willy to force him to return my Wild Tchoupitoulas cassette, was the track that drove them crazy. Kenny Margolis played great accordion on it, but rock ‘n’ roll records didn’t have accordion in those days; polka records did. Consequently, the label wouldn’t release the album. Willy was beside himself, but he was a very persistent guy and he convinced Capitol France to release it. It ended up doing well, so Capitol U.S. capitulated and released it. Even so, they replaced Mazurka with “Turn You Every Way But Loose”. Notes about the recording: Doc Pomus wrote a few tunes with Willy. I met Doc while hanging out and jamming at the same blues clubs where Doc hung out. I kept telling him about Willy and of course when Doc finally saw him perform he became a fan, telling Willy he’d like to work with him. Before he co-wrote songs for “Le Chat Bleu” Doc had written the liner notes to Return To Magenta. My favorite of the Doc/Willy tunes is “Just To Walk That Little Girl Home.” It’s the essence of both of them. There’s a great unreleased outtake from the Le Chat Bleu sessions: a beautiful version of Johnny “Guitar” Watson’s “Motorhead Baby.” It’s one of the few blues that Willy sang in his own natural voice rather than in his John Hammond growl, and it’s great."

Unieke woorden zijn voor ons niet genoeg. Deze unieke beelden willen we ook met jullie delen.



Read more at http://www.udiscovermusic.nl/louie-x-erlanger-willy-deville#edoxz2pk5DK80fTe.99

March 1, 2015

Andere tijden, Willy DeVille [OOR]

Bron: OOR - muziektijdschrift, DOOR TOM ENGELSHOVEN & BERT VAN DE KAMP
Datum: 19-02-2015 OOR Rubriek: Rewind



De liefdevolle bloemlezing Willy DeVille (& Mink DeVille) Collected 1976-2009 doet recht aan een iconische muzikant die mede door misverstanden en zijn decennia durende heroïneverslaving – de verwantschap met generatiegenoot Herman Brood is onmiskenbaar – de geschiedenis in dreigde te gaan als een rare kwibus en curieuze Don Quichote, waarvan de rock & roll er wel meer kent. Met z’n streetwise parlando geldt Willy’s hit Spanish Stroll ook nu nog als een monument van het groezelige New York uit de jaren zeventig, maar sterstatus van het kaliber Lou Reed Of Bruce Springsteen, Eastcoast-helden met wie hij zeker het eerste ge­deelte van zijn carrière verwantschap kende, heeft Willy DeVille nooit behaald. De uit drie cd’s bestaande Collected-box brengt zijn onmiskenbare verdiensten voor de popcultuur fraai in kaart. 

AANVANKELIJK wordt Willy DeVille ten onrechte binnengehaald als ‘punk’, na­dat hij midden jaren zeventig in de New Yorkse club CBGB’s is opgevallen tussen de Ramones en andere onstuimige herrie­makers. Net als Lou Reed is hij een heraut van het verloederde Sodom en Gomorra dat New York in de groezelige jaren zeven­tig is; vóór burgemeester Giuliani de stra­ten van Big Apple in de jaren negentig met een rigoureuze opknapbeurt zo goed als crime free maakt. Net als Lou Reed vormt hij de belichaming van ‘New York cool’ in de jaren vlak voordat de hiphop de macht op straat naar zich toe trekt. Net als Bruce Springsteen vanuit New Jersey, aan de overzij­de van de Hudson, voert Willy DeVille de broei­erige straatcultuur van Scorcese’s Mean Streets zijn muziek binnen. Net als Springsteen draagt hij de traditie van prille jaren zestig pop­soul, rhythm & blues, girl groups en Phil Spectors Wall Of Sound over naar nieuwe generaties. Willy geeft nog een andere fak­kel door: die van stijl en uiterlijk vertoon op het podium. In een tijdvak waarin de meeste bands in een leren jack of hun door­deweekse kloffie optreden, maakt hij pico bello gekleed zijn opwachting, glimmend opgepoetst: alsof hij straight uit Little Italy of Spanish Harlem komt zetten. Een straat­schuimer, zo betitelt hij zichzelf, maar een met klasse en bravoure. Zijn esthetiek, en zeker die van zijn eerste vrouw Toots, een aan heroïne gehookte femme fatale die voor­zien was een fraaie beehive en vrouwelij­ke fans te lijf ging die hun blik te lang op ‘haar’ Willy lieten rusten, zien we later terug bij Amy Winehouse. Het is de messcherpe esthetiek van seks, drugs, soul, de straat en doodsdrift. De eerste cd van Willy DeVille (& Mink DeVille) Collected 1976-2009, getiteld The Mink DeVille Years, is ervan doordrongen.

IK BEN GEEN PUNK, IK BEN EEN ROMANTICUS.
IK HOU VAN MOOIE, EERLIJKE, GEVOELIGE DINGEN.

Heel modern – we spreken van een perio­de van ver voor internet en globalisatie – is ook Willy’s open geest jegens andere (muziek)culturen. Zijn derde album Le Chat Bleu (1980) neemt hij op in Parijs, sa­menwerkend met Jean-Claude Petit (arran­geur van de legendarische Franse chanson­nière Edith Piaf). Zijn gechoqueerde platenmaatschappij Capitol acht dat album dermate ongeschikt voor Amerikaanse oren dat ze Le Chat Bleu aanvankelijk alleen in Europa wenst uit te brengen. Maar ook op het oude continent gaat het Willy niet altijd voor de wind, getuige een anekdote over een live-optreden in 1981 in Duitsland voor het programma Rockpalast, waar het naar rui­gere rock und roll verlangende publiek mas­saal ‘Aufhören! Aufhören!’ begint te scan­deren, waarna (citaat van Martijn Stoffer) ‘Willy het niet kan laten de zaal even de fascisten­groet te brengen’.

DE GROEP Mink DeVille gaat in 1986 ter ziele. In de OOR van 1987 lezen we bij Herman van der Horst dat Willy ‘bankroet is ver­klaard met een schulden­last van meer dan één en een kwart miljoen dollar’. Het weerhoudt de zanger er niet van onder eigen naam Willy DeVille door te gaan. Vanuit zijn nieuwe woonplaats New Orleans slaat hij opnieuw bruggen tussen de rockcultuur en genres als de lokale rhythm & blues (van artiesten als Dr. John en Allen Toussaint), cajun en zydeco. Zijn pioniers­werk met Zuid-Amerikaanse ritmiek wordt ook wel aangeduid als ‘Spanish Americana’. Eigenlijk is hij daar al mee begonnen met de castagnetten op zijn allereerste album. Hoor hem op de tweede cd van de Collected-box (The Willy DeVille Years) het klassie­ke Hey Joe van Jimi Hendrix naar zijn hand zetten in een imponerend warmbloedige mariachi-versie. Constante in al zijn werk is zijn afgeknepen, intiem soulvol smachten­de stem. De stem van een uiterst gecom­pliceerde man die – getuige zijn songtek­sten – zijn hele leven tegen beter weten in blijft geloven in het soort simpele oplossin­gen waar alle kleine krabbelaars in geloven. Een beetje passie, een flitsend uiterlijk, een lief meisje. Wellicht ligt in dit geloof ook het geheim achter zijn heroïne-afhankelijkheid besloten, tegelijkertijd maakt het zijn vertolking van een liedje als Across The Borderline zo hartverscheurend tra­nentrekkend mooi. Ja Willy, voorbij de grens, daar zal alles goed en heerlijk zijn....


LEES OOK: Nieuwe Willy DeVille verzamelaar (mét uniek 2 Meter Sessies materiaal!)

February 23, 2014

Mink DeVille at the Dutch Flora Theatre A'dam 1982

The Poster
Title: Flora theater Amsterdam 7-8-9 July starting 20:30 Mink de Ville Rough Trade (...) Mojo Concerts Read Muziekkrant Oor. Maker: Designer/Art Director: Mojo Concerts tagged: popular music. Dated: 1982-1983. Object: poster size: 1180 x 830 mm source: 82-03169 (poster), 150 years of Dutch advertising, advertising Arsenal. Copyright: for information: advertising Arsenal.

Mink DeVille
At the 80s Mink DeVille played the famous Dutch Flora theatre (club Flora Palace), Amstelstraat 26 (later extended with 24 and 28) Amsterdam. First stood on this spot Café Flora, Flora/concert hall/variety. Unfortunately, no pictures of this July 7/8/9th DeVille gigs (if you have 'em please let us know!).


[Mink DeVille during a performance in Sweden 1982]

The Theatre
After the fire in 1902, the theatre was rebuilt in 1903, and was named Flora theatre. Originally built as a stable (with upstairs apartment); Converted into theatre: (supposedly) 1893; Client: Anton Nöggerath. Opening as theatre: 1893; Remodeling: 1896-1897: remodeling and addition of two adjacent buildings (No. 24 and 28); placement of second corridor; 1900: renovation of the floor of the concert hall; Architect: 1900: J. Lenderink. Capacity: 100, 1000 (from 1896-1897). Balconies: 1 (After 1896-1897: two galleries). Scene Type: list stage. Kind of performances: Variety, revue, opera, operetta.


[photos © 70mm.nl]

In 1977 Flora was a movie theater and reopened the doors as the Flora Disney theatre. The decor was thematically, and there were only Walt Disney films on the big screen. The Flora theatre was converted into a nightclub in 1980 'Flora Palace' and in 1986 to the nightclub 'Be-Bop'. Manfred Langer established in 1989 in the former 'Flora Theatre' his disco iT. Initially a gay discotheque, but soon high-profile popular with a wider audience. At nr. 30/32 based in the former bank building Wertheim & Gomperts later on opened another disco The 'Soulkitchen', It was known for its good mix of funk, soul and disco classics from the 1960s and 1970s. The dance club Flora had its peak in the 90's with DJ Jan Novica, but closed its doors in 2002. In 2006 it is demolished and now there is a new gym located in the Amstelstreet. [source: theaterencyclopedie & wiki A'dam]


Men at the bar in the ruin of the Flora-theater in Amsterdam Netherlands, 1929. The bar was open once every 3 months, in order to maintain the license. Photographer: unknown [Source: SFA022005927, Het Leven, Spaarnestad Photo].


[Mud fighting in Flora Palace, formerly the Flora Theatre 1982].

January 3, 2014

Willy DeVille & Jan Akkerman 'See Ya' [2008]

December 27th 2013 I've been to a concert of Dutch guitarslinger Jan Akkerman (67). A concert with some friends of him, like saxophoneplayer Benjamin Herman, Dutch soulsinger Brown Hill & rapper Shockwave, rocksinger Bert Heerink (Vandenberg!), his daughter Laurie Akkerman (18) and another Dutch guitar legend Eelco Gelling (Cuby & the Blizzards, Golden Earring). You can read my gig-review (in Dutch) and see some great pictures by Arjan Vermeer here: Jan Akkerman & Friends.

But, the reason I write this is the following. At the time I was there I had to think back to one of the most extraordinary Willy DeVille concerts I've ever visited! It was February 14th, 2008, in a small town Harderwijk, the Netherlands. Dutch photographer Patricia Steur would present the portrait photo book 'See Ya Later' with photos of Willy DeVille. There were about 100 guests and it was rumored that Willy DeVille would be present (but you never know with Willy) and that he would give even a brief performance. And, he would be accompanied on guitar by the Dutch guitarist Jan Akkerman!

We were there early but Willy came in too late (as usual). With loud cheers from the audience, that for sure. But once inside Willy left the room immediately without playing one song. Much to the shock of the 100 attendees, his wife Nina and the organizers (including Gurrie of the Willy DeVille Int. fanclub). Nina and Gurrie went to get him back, and no one understood why Willy suddenly disappeared?! But, hey that's Willy; always full of surprises ;-) When the Guest Lady Manuela Kemp presented the book to Patricia Steur, Willy was of course also involved. As often with much hilarity and lots of fun.

But finally, there was also a mini-gig. Willy played a few classics on his acoustic guitar and he was accompanied by Kees Veerman (The Cats) on vocals and Jan Akkerman (Brainbox, Focus, solo) on guitar. Willy called him: "the best guitarplayer in the Netherlaaaands" and teased him a little bit. Jan Akkerman told us afterwards that he never had experienced such a weird gig. Yeah, that's Willy! It was an unforgettable evening! Click on the links to see some great shots from this event by Ton Pors and Jan van der Kolk.

The day after, Friday February 15th, Willy was noticeably fresher during the concert in Amsterdam. After guitarist of DeVille Band Mark Newman had warmed up the audience in Holland's most beautiful pop temple Paradiso with Americana and roots-rock songs from his latest album 'Must Be A Pony' the Willy DeVille band opened the show with an instrumental as usual. The vocal opening was So So Real from the latest album 'Pistola'. Only 3 other songs were played of that album, for the rest it became a sort of greatest hits show.

With a sparkling mix of blues, rock 'n roll, cajun, country and doowop, soul and latin the songs Spanish Stroll, Hey Joe, Demasiado Corazon, Italian Shoes, Cadilac Walk, Savoir Faire, Bacon Fat passed the revue. A great version of Venus of Avenue D was one of the highlights that night. Songs filled with a lot of Heart and Soul and romantic conviction and craving, such as the encore Let It Be Me. The audience went absolutely crazy. Unfortunately it was Willy his last show in Paradiso Amsterdam... but these great memories stay forever. [GvdH].

THE BAND - Willy DeVille: guitar, lead vocals - Darin Brown: piano & vocals - Mark Newman: guitar & vocals - Bob Curiano: bass & vocals - Boris Kinberg: percussion & growling - Shawn Murray: drums & vocals - Dorene and Yadonna Wise: backing vocals.

September 17, 2013

Willy DeVille - Remembering The Late [Punk Globe]

By: Cyndi Ford [Punk Globe] Thanks to Phyllis.

“I was never really in it for the money,or the coke or the chicks, I was in it for the art...when you are a musician you have this passion in you and this hunger in you, not to be famous, but to be on stage to express yourself,” Willy DeVille.

As a musician, Willy DeVille combined many styles and genres of music together to make a sound that was uniquely his own. His vocals were profound in each song, and stood out as an instrument in itself, but when combined with his legendary slide and harmonica skills it was pure magic.

Rising from the ashes of what was known as the underground music scene of New York during the heyday of the club CBGB’s, Willy was discovered and had some minor success in America. But it was in Europe, that he found the recognition that he deserved.

Willy continued to evolve, and mixed some of the signature sounds from New Orleans to his style. He may do one Grito Mexicano in a song that sounds like it is straight out of East LA, and then in the next song, do a similar hoot that is unmistakably Cajun.

I have loved the music of Willy DeVille since the days of The Agora in Atlanta, when he played there on a Sunday night in the early 80‘s. His hit, “Spanish Stroll” is my favorite. He had another hit with a cover of the Ben E King song, “Stand by Me”. Willy and Jon Bon Jovi collaborated together on the classic tune “Save the Last Dance for Me.” I have followed him throughout the years, and was extremely saddened by his death on August 6, 2009.

Willy survived the addiction of heroine, and the complications that go along with that lifestyle, only to lose his life to pancreatic cancer. Willy was quoted as saying, "I have a theory. I know that I'll sell much more records when I'm dead. It isn't very pleasant, but I have to get used to this idea." This to me is heartbreaking, it is so important for us to support the musicians that bring joy to our lives, before it is too late.

I write this as a tribute to Willy DeVille, and to all musicians that have that hunger to express themselves on a stage. I have also asked a few people that knew Willy well to say a few words in his honor....

Steve Conte- current guitarist for Michael Monroe, former guitarist for New York Dolls, founder of Steve Conte and the Crazy Truth, and most importantly former guitarist for Willy DeVille.

Willy & Me...(Steve Conte)

If you lived in the New York Metropolitan area in the late 1970s you had to hear at least one Mink DeVille song on the radio. For me, it was Mixed Up, Shook Up Girl and it’s soulfulness oozed out of my speakers. Cut to decades later, I was a full-blown Willy fan and to give further credence to my “if-you- hang-around-this-town-long-enough” theory, one of my good friends, David Keys was playing bass with him. I told Dave if they ever needed a guitar player to call me. The first time I got the call I couldn’t do it but the 2nd time, the stars aligned, though I didn’t realize what I was getting myself into.

David knew I was a fan of Willy’s music. It was in the summer of 2003 when string virtuoso Freddie Koella left Willy’s band to play with Bob Dylan, he rang me up to do the European tour. He said that the gig called for mandolin, Tex-Mex nylon string, and slide guitar - but those were outside my area of expertise. When I told him that David really pushed me to join the tour saying, “Come on man, you can do it…” I realized I shouldn’t pass up the chance to play those great Mink DeVille songs with Willy so I rose to the occasion…and I’m glad that I did. I got to spend 3 months on tour with Willy, playing his wonderful music in the great cities of Europe; festivals and theaters in Italy, France, Germany, Austria, Switzerland, Holland & Belgium, staying in 5 star hotels, getting first class treatment and feeling how much people related to his music and soulful delivery. It was my first full EU tour and an eye-opener on many levels.

Replacing Freddie was not an easy task. He’s a monster musician who had been playing with Willy for 15 years. David’s advice to me was, “give Willy what he knows”, so I spent a month learning every riff Freddie played from Willy’s “Live In Italy” CD; trying to figure out the open tunings he used for slide, the positions he played in, etc. But once we got into rehearsals (and later on tour) I found out that Willy was not the most forthcoming guy with any kind of feedback or positive statements. And to make matters worse, on that tour he was in pretty bad shape having recently broken his hip in a car wreck and taking strong pain killers which he would chase down daily with bottles of good French & Italian wine.

Eventually, when playing the music onstage with Willy and the band I found out that it was best to just do what was natural, even if it isn’t “what the boss expects”. During the first half of that tour I was playing it a bit safe because I wanted to please the guy. Then some drama went down where people got fired and I decided – fuck it, if I was going to lose the gig I was at least going to go down playing like me. Starting with the very next show Willy began to take notice of the guitar playing coming from stage right. He started pulling me aside to give me compliments, “Steven, that was very good tonight…I’m proud of you” and “You’re a hell of a guitar player…”, statements that, coming from Willy DeVille, I did not take for granted.

I have loads of memories from the tour…one of my most cherished was the night that I was in the bus playing my album “Spitshine” (from Crown Jewels my band w/ brother John Conte) for David, percussionist Boris Kinberg and “the girls” – New Orleans singers Sweetie & Lisa Wise. Willy came in and asked, “Who’s singing?” (he had no idea it was me) and then continued with, “It’s one of them million dollar voices…” which knowing Willy, he meant as a bit of a jab to say, “it’s commercial, radio stuff”. But again, I took it as a compliment coming from him. Many of the things I learned playing with Willy will always be with me; knowing how to lay back behind one of the most soulful singers, being able to play the old blues and folk songs from his repertoire on slide, nylon string guiar and mandolin, and the ability to deal with chaos; switching gears at a moment’s notice to play a song on one instrument that I was supposed to play on another, changing of keys, adding and leaving out sections of songs… changes that can be at the lead singer’s discretion during a show. If it weren’t for that education I would never have been prepared for my future gigs with Eric Burdon or my position in the New York Dolls.

Cut to today – 10 years later. It’s especially poignant thinking of Willy now as I enjoy my 3 & 1/2 old son, who would not be in the world if I hadn’t met my wife on his tour. I remember the night I met her in 2003 at the Arsenal theater in Vlissingen, The Netherlands…it was the afternoon Willy got his left forearm tattooed. David and I helped him design it - and talked him out of a few things he might have regretted. He came to the show with his arm all bandaged up and blood leaking on his white shirt, trying to play guitar through the pain. I have to laugh because the next day we had off and it would’ve been so much easier to recover from the “surgery” then - but Willy was impulsive and insisted on getting the tattoo before the show. I guess that was Willy DeVille; he did things his way, with style and soul.

It was an honor being asked by David Keys & the other guys to participate in Willy’s yearly birthday tribute at BB King Club in NYC…it was cool to meet the original Mink DeVille guys; Ruben, Louie & Manfred and to see some of the guys I’ve known over the years who’ve been in the band like Tommy Price, Crispin Cioe, Ricky Borgia, etc. But the coolest thing was to get to sing lead on Willy’s classic “Can’t Do Without It” from Cabretta – with Yadonna (Lisa) Wise backing me up! (there’s a video of that somewhere on youtube). And of course it was bittersweet to see his lovely wife Nina again.

As time goes on I just try to keep on making the best and most soulful rock records that I can, keeping Willy’s spirit in my consciousness. The music press brought up Willy/Mink DeVille comparisons more than once in reviewing my last album Steve Conte & The Crazy Truth (Varese Saraband/Colosseum Records) which is an honor, though not intentional. I hope that the same kind of soul will shine through on my new solo album which is more acoustic based, much like the music that I played with Willy on tour. In the end I think that Willy & I both loved the same kinds of music; classic American songwriting of the Brill building era, old blues, New Orleans, early rock & roll and soul music. With those influences – how can ya go wrong?

Steve Conte www.steveconteandthecrazytruth.com
http://www.facebook.com/pages/Steve-Conte/342874415037
https://twitter.com/SteveConteNYC

I miss ya Willy...

Wolfgang Guerster- a friend and famous photographer from Germany, who graciously allowed me to use some of his photos for this article.

Willy DeVille - Heaven Stood silent Obituary for an extraordinary human being, musician and friend Willy DeVille, 25.08.1950 - 06.08.2009

I was totally shocked when I on Friday night by Willy `s death was told. Although I have known for some time of his serious illness and also knew that there will be no remedy for it, has made me his death still very concerned. In this glorious summer night, I sat down in the evening in the garden, reminding me of all the wonderful and unforgettable experiences with him and on the day when I'm Lisa and Willy first met.

It was in 1984 and it was at his concert in Munich. Ever since I met him more than 100 times and may experience live. I'm really happy that I can say that we are at that time became friends.

From the beginning he has touched me deeply with his music in my heart.

I could easily write a book full of all my experiences and memories with Willy and Lisa, with the musicians of the band, with the managers, the roadies and also with the many fans.

But I will tell you here in my obituary for Willy just a story that is still very important Willy gave me incredibly with his wonderful music and many memorable moments. Whether I saw him live on stage or backstage or in hotel met, whether at home or in car I heard his songs and not care if I called him from time to time in the States. I was always grateful to him for all that.

On March 17, 1994 Willy played with Seth Farber and Freddy Koella a blues concert in Herisau / Switzerland. I remember you back in the day. I visited him at the hotel, and Willy called the front desk and asked me to come to his room. There he played on his acoustic guitar in front of me a few songs, including fragments of new, as yet unreleased songs. What was that feeling of getting virtually a solo concert by one of his favorite musicians gift, I really can not describe with words.

In the evening he played inter alia then "Who's gonna shoe your pretty little foot" and it was the first time I heard this beautiful song live by Willy Blue. This experience inspired me somehow to Willy to write a tribute song.

At that time I sang in a band himself and was also the songwriter. During the long drive home at night, I had the idea for the tribute text. During the trip I stopped several times on highway parking and wrote the text.

I called the song Mr. Blues. The next evening I met up with my band and we rehearsed the song is that my new text. We recorded the song on a cassette, and on March 22, 1994, I drove to the next Willy concert to Zurich.

In the late afternoon I met Willy and Lisa at their hotel and gave Willy my tribute text and tape.

He read through the text at first, took me by the hand and walked with me out of the hotel. We got on the tour bus, he put up my tape and we listened together Mr. Blues. Then he got up, hugged me and thanked me for the great gift. He was sooo happy that I called him Mr. Blues, because it was his biggest musical wish and dream, yes, named with the greats of the blues in the same breath to be.

I shot over all the years, tens of thousands of photos of Willy and he has always been pleased with the photos when they showed him on the next tour or have sent to him in the States.

But this tribute text made him really happy, so I will not forget this very special day for me, never again.

November 14, 2012

Underrated Classics: Mink DeVille - Cabretta

I always find it very interesting, and yet sorrowful, when I find out about an album that had just about everything going for it during its prime, but never had the wide acclaim and popularity it should have received. You can be CBGB’s house band, hire Jack Nitzsche (Phil Spector and Neil Young’s former cohort) to produce your debut album, cover The Crystals on that album and have one of the most enthusiastic characters as a frontman, and still only receive something of a cult following. For Mink DeVille, that unfortunately was the case.

1977 was year zero for music. Anything that wouldn’t have stood a chance at pop supremacy the year before turned the tables on the “hard rock” kings that conquered the earlier part of the decade. So for early R&B-influenced bands like Bruce Springsteen & The E Street Band, Talking Heads or Mink DeVille, it was the perfect opportunity to become more than just the in-house band. After three years of playing some of the same songs, and a year and a half of being CBGB’s house band, Mink Deville released their energetic and soulful debut album, Cabretta, in ’77.

Cabretta has the blue-eyed soul that the early-70s Stones records introduced, and the American pub rock style that Bruce showcased in his first three records, all wrapped up in city-crooning swagger. Opening with the ultra-funky “Venus of Avenue D,” frontman Willy DeVille narrates “I see you walking down the street, lookin’ good enough/She’s my inspiration dressed in red, she’s spinning all my friends heads.” The song has a smooth E Street step to it, with some excellent sax playing towards the end.

He has similarly upbeat songs like the Fogerty-leaning “One Way Street,” the punkier “Gun Slinger,” the Lou Reed-ish “Spanish Stroll” and the cool & collected “Cadillac Walk.” These upbeat songs bring forth the raw performance style that Mink Deville became famous for at CBGB’s. On the other hand, Willy and co. are never afraid to break into ballad territory. He has an excellent remake of The Crystals on “Little Girl,” the very Petty-meets-Springsteen “Mixed Up, Shook Up Girl” and the soul classic “Can’t Do Without It,” which sounds like a song Al Green or Baby Huey would’ve sung years earlier.

The album closes with two incredible songs. The first is “She’s So Tough” (a song John Mellencamp would cover years later), a wonderful song about getting the cold shoulder. DeVille begs: “Now baby, just for a chance to talk to you/If it were the last thing that I ever do/Well I would walk until I wore out my shoes.” Then the album closes with arguably Mink’s best track in general, an ode to flaky women entitled “Party Girls.” Willy cries “somehow I always play the fool when I believe you”, as the Spanish percussion & piano help him cope through each painful verse.

Mink DeVille was a fluid band, and progressed like some of their more popular contemporaries had as they continued to record. Yet, despite Cabretta having an impressive amount of personality and rebellious pop swagger, it still has yet to see that “classic” tag that Born To Run, My Aim Is True or other similarly-styled records during that time now have. Even with a fair deal of radio publicity and musician fans, Mink DeVille never got to be the potentially successful band it could have been. Now, of course, this is a tale tried and true, but fortunately primary singer and songwriter Willy still enjoyed a cult following as a solo artist. His most acclaimed album, Backstreets of Desire, had a fair amount of college radio plays, and the album features an impressive cast of guests. Aside from being produced by legendary bluesman Dr. John, the album also features members of Los Lobos, and even surprising guest vocals by future twin sitcom stars Tia and Tamera Mowry. Willy enjoyed many years as a cult act in Europe, and in 2000, after twenty years, he defeated a troublesome addiction to heroin.

Sadly, in 2009, Willy was diagnosed with Hepatitis C, which during the course of treatment had developed into pancreatic cancer. Willy Deville died on August 6, 2009, just a few weeks shy of his birthday. Though Willy never got to see a great amount of success in his lifetime, his legacy lives on through the few that loved his music. One of Deville’s biggest fans is Allmusic blog writer Thom Jurek. Shortly after Willy’s death and a recent interview with the late singer, Jurek published an article about the beloved man. Perhaps Jurek has said it best about Deville’s legacy: “Willy DeVille is America’s loss even if America doesn’t know it yet…In this jingoistic age of American pride, perhaps we can revisit our own true love of rock & roll by discovering Willy DeVille for the first time.” Mink Deville’s legacy will gain following sooner hopefully than later, and in my opinion Cabretta will be the starting point of discussion. [source: www.heavemedia.com]

November 2, 2012

Hurricane Sandy brought New York an eerie silence

November 2, 2012

NEW YORK - For a few days, at least, the City That Never Sleeps did just that. With power out and transportation a shambles, many New Yorkers shelved their nocturnal ways and embraced a more subdued way of life that included earlier bedtimes than many were used to. "For 4 1/2 days, parts of New York were a ghost town, very eerie. This was our Katrina." But fortunately Boris, Nina, David, Shawn, Kenny, Joey Vasta and Thommy Price are okay. We just hope and pray that our New York friends - where we still haven't heard of - also are okay. Our thoughts go out to the parents, wifes, husbands, children, relatives, friends of those who have not survived.

"If the sky that we look upon
Should tumble and fall
And the mountains should crumble to the sea
I won't cry, I won't cry, no I won't shed a tear
Just as long as you stand, stand by me"

Hurricane Sandy Telethon Benefit to Air Nov 2nd

Like we’ve seen before, celebrities, musicians, artists, and other notables are all coming together for a one-night telethon to benefit victims of Hurricane Sandy.

Titled “Hurricane Sandy: Coming Together”, the one-hour telethon will be held at NBC’s Rockefeller Plaza studios and hosted by Matt Lauer. Musicians scheduled to perform on include Bruce Springsteen, Billy Joel, Jon Bon Jovi, Sting and Christina Aguilera; Jimmy Fallon, the host of NBC’s “Late Night,” and Brian Williams, the anchor of “NBC Nightly News,” will also appear.

A similar benefit organized by NBC after Hurricane Katrina helped raise more than $50M for the American Red Cross.

This year’s telethon will be broadcast across all of NBCUniversal — including NBC, Bravo, CNBC, E!, G4, MSNBC, Style, Syfy and USA. It will also be live streamed on NBC.com. It will be broadcast live from 8 p.m. to 9 p.m. Eastern time for the East Coast and on a tape delay for the West Coast.

At a concert Wednesday evening, Bruce Springsteen spoke out the devastated Jersey Shore and his passionate commitment to the area’s rebuilding efforts.

“We wish you a happy Halloween, but we are a rock ‘n’ roll band from the Jersey Shore, and tonight we carry a lot of sadness in our hearts,” said Springsteen at one point, according to fan site Backstreets. “This was originally a song about my adopted hometown struggling to get on its feet — it struggled for 25 years, a quarter century, while we watched for Asbury to come back. And we are very proud to say over the past decade, it has risen up and flourished in a way I wasn’t ever sure I’d see in my lifetime. And it will do so again!” [source: www.ecorazzi.com] Photo credit: AP Photo/Bebeto Matthews

October 18, 2012

Willy DeVille - In de metropool November 1984 [Dutch]

Door: Geert Henderickx i.s.m. Eveline Berghuis / bron: Popstukken [dank aan: Feelgood].

Mink DeVille verblijft nu al zo’n maand in Nederland. De groep logeert in een bungalowpark in Hollandsche Rading, een plaatsje op een steenworp afstand van Hilversum, waar ’s avonds en ’s nachts in de inmiddels wereldberoemde Wisseloord Studio’s wordt gewerkt aan het zesde album. In de begindagen van de new wave onderscheidden de New Yorkers zich vooral op het Europese vasteland dankzij een klinkende combinatie van rock, soul en latin met het debuut Cabretta, waarop ook de a-typische radiohit Spanish Stroll stond. Op Coup de Grâce kreeg die eclectische stijl een Bruce Springsteen-achtige allure mee, maar pas met de van het al te gladjes geproduceerde Where Angels Fear To Tread getrokken salsarocker Demasiado Corazón (Too Much Heart) schoot de groep commercieel weer in de roos. Maar we zijn voorman William Borsay (34) niet komen opzoeken om hem te laten vertellen over zijn muzikale activiteiten. Ook willen we hem niet uitvragen over het feit dat zijn persoonlijk leven een drastische wending nam toen hij ongeveer een jaar geleden met zijn jeugdliefde Toots tegelijk de heroïne besloot af te zweren. Nee, het gespreksthema vanmiddag is de metropool in het algemeen en New York in het bijzonder, een onderwerp waarvoor Willy DeVille maar wat graag op de praatstoel wil plaatsnemen.

Stanford


[photo: 'Willy the kid' and his parrents in Stanford].

“Ik ben geboren en getogen in Stanford, een plaatsje aan de noordgrens van de staat New York, zo’n drie kwartier rijden vanaf het centrum van Manhattan. Stanford wordt door een spoorlijn in tweeën gedeeld: aan de ene kant arbeiderswijken rond fabrieken, aan de andere kant de betere buurten in het groen. De jongeren uit het arbeidersmilieu waren in de hoogtijdagen van de rock ’n’ roll regelrechte vetkuiven. Ze droegen het haar achterover gekamd in een kippenkontje en ze droegen scherp gesneden jasjes. De rijkeluiskinderen waren, zoals ze dat tegenwoordig noemen, kakkers. Ze kleedden zich involgens de klassieke college-stijl en reden na schooltijd rond in dikke auto’s. Ze waren er altijd op uit om ons jonge vetkuiven te molesteren, want in elke vriendengroep zat wel zo’n boom van een honkbalspeler. Daar heb ik dus die scheve neus aan overgehouden.”

“Ik had in Stanford één echte vriend, die een paar jaar ouder was dan ik. Hij rookte marihuana en speelde de blues. Die vriend heeft eigenlijk mijn leven veranderd. Van hem kreeg ik ook mijn eerste gitaarlessen. Eerst was James Brown mijn idool, maar toen hij me op een avond John Lee Hooker liet horen, kreeg muziek er voor mij plotseling een dimensie bij. Ik besloot blueszanger te worden. Maar als je pas dertien bent, is het nogal moeilijk om als John Lee Hooker te klinken. Toch kon je als blanke wel degelijk echte blues spelen, zoals John Hammond Jr. liet horen. Hij sprak veel meer tot mijn verbeelding dan al die Britse groepen, ook al omdat hij met zijn vetkuif en lange leren jas helemaal afweek van de toenmalige mode.”

“In Stanford kon je destijds alleen maar aan marihuana komen. Mijn vriend en ik wilden echter ook weleens een echte joint met hasjiesj roken, dus besloten we op zekere dag naar Greenwich Village in New York te gaan. In die jaren moest je nog verduiveld goed uitkijken met stuff, want als de politie je snapte, liep je het risico voor vijftien jaar achter slot en grendel te verdwijnen. We wisten dat we voor hasjiesj aan de oostkant van de Village moesten zijn, daar waar nauwelijks toeristen kwamen en de portieken van de appartementsgebouwen naar urine stonken. Uiteindelijk belandden we voor de deur van een louche appartementengebouw in een donkere vuile straat. Mijn vriend ging naar binnen, terwijl ik buiten bleef wachten. Hij kwam terug met spul dat iets weghad van zwart kleurkrijt.”

“Toen ik eenmaal in de Village was geweest, voelde ik mij al helemaal niet meer op mijn plek in Stanford. Ik droomde al jaren van een bestaan als bohémien, want de manier waarop het leven zich in Stanford voltrok, was in mijn ogen van een dodelijke saaiheid. Ik zocht soortgenoten en in de Village meende ik die te kunnen vinden, sterke nog, ik wist zeker dat ik daar in een soort van gemeenschap zou kunnen opgaan. Op mijn vijftiende ben ik van thuis weggelopen om met mijn vriend onder te duiken in de Village.”

New York

“Voor een puber die haast heeft om volwassen te worden, was de Village in het midden van de jaren zestig echt de plaats bij uitstek. Je leefde er praktisch op straat en als je pas van thuis weg bent, is dat natuurlijk behoorlijk opwindend. Bovendien kon ik er mijn favoriete muziek horen en mijn idolen zien optreden. De Village wordt ten onrechte vaak alleen maar geassocieerd met folk, want met de opkomst van The Beatles waren jaren vijftig waren in de Village definitief voorbij. Je kreeg in die kringen rebellen als John Hammond Jr., die werk van mensen als Robert Johnson gingen brengen. Hammond effende de weg voor jonge blanken als ik. Hij wist je ervan te overtuigen dat je als blanke best blues mocht spelen als je de blues maar wezenlijk voelde.”

“De plaats in de Village waar het allemaal gebeurde, was het Cafe Au Go Go op Bleecker Street. Elk jaar vond daar de zogeheten Blues Bag plaats, een twee weken durend bluesfestival. De ene avond trad John Lee Hooker er op, de andere Muddy Waters, de volgende Big Bill Broonzy en de allerlaatste avond speelden ze allemaal samen. De Au Go Go zelf stelde eigenlijk nauwelijks iets voor, het was een kelder met de afmetingen van een fors uitgevallen woonkamer. Ze hadden ook nog eens geen drankvergunning, dus je moest genoegen nemen met thee, koffie of fris.”

“Mijn vriend en ik hoorden bij het leger straatschuimers, die bedelden bij toeristen of, als het echt niet anders kon, wat klusjes deden. Overnachten deden we meestal in goedkope hotels. Zo hebben we in onze begindagen in New York regelmatig in het Broadway Central Hotel gewoond. Een kamer kostte er vierentwintig dollar, geloof ik, een bedrag dat we meestal met zijn drieën bij elkaar legden. Het hele gebouw was door en door vochtig. Als je uit bed stapte om naar de badkamer te gaan, sopten je voeten bij wijze van spreken in het vloerkleed. Toch vond ik het er fascinerend met al die junkies, hoeren, weirdo’s en andere randfiguren. De kamers aan de achterkant keken uit op een luchtkoker en je zag van alles en nog wat langs het raam vliegen: matrassen, lampenkappen, kippen, noem maar op, je kunt het zo gek niet verzinnen. Bij dat hotel hoorde het Mercer Arts Center, waar begin jaren zeventig de victorie van The New York Dolls begon. Maar in mijn tijd was het een en al blues wat de klok sloeg, al had je natuurlijk ook John Sebastian met zijn Lovin’ Spoonful.”

“Aan de vooravond van de jaren zeventig werd het alsmaar minder hip om van blues te houden. Zwarte blues wel te verstaan, want iemand als Janis Joplin wist moeiteloos de Fillmore East uit te verkopen. De actie was verplaatst naar de oude grote balzalen, terwijl in de Village steeds meer clubs hun deuren moesten sluiten. Mij stond dat hele hippiegedoe met die acid trips behoorlijk tegen, ik vond het gewoon een verschrikkelijke sleur. Op een gegeven moment had je in de Village alleen nog maar wat jazztenten waar levende muziek werd gespeeld. Dus besloot ik mijn biezen te pakken en af te reizen naar San Francisco, want daar scheen nog wel volop leven in de brouwerij te zijn.”

San Francisco

“Ik heb een jaar of twee in San Francisco gewoond, maar ik heb mij er geen dag op mijn gemak gevoeld. Als muzikant kwam ik er in de hoogtijdagen van The Allman Brothers Band ook niet aan de bak met onze Chicago blues. Ik leefde er voornamelijk van de bijstand. Verder heb ik een tijdje als verkoper in een kledingzaak gewerkt. Daarnaast verdiende ik wat bij met het dealen van marihuana en speed, want ik moest tenslotte ook mijn eigen drugs kunnen betalen.”

“San Francisco is geen stad voor mij. Het lijkt wel alsof iedereen er reformvoedsel eet, terwijl ze je om de haverklap toevoegen: you’ve got to mellow out. De hele Westkust staat mij trouwens tegen. Zo er al een Amerikaanse cultuur bestaat, vind je die zeker niet daar. De grote steden in het noordoosten van de Verenigde Staten hebben tenminste nog iets Europees, maar Californië kent alleen maar een plastic cultuur. En het gros van de mensen daar voert over het algemeen niet veel uit. De meesten leven van dag tot dag en aangezien het weer er praktisch nooit verandert, kun je de ene dag niet eens van de andere onderscheiden. Vandaar waarschijnlijk dat er zoveel klaplopers naar Californië trekken. Ze hangen wat op straat rond en na verloop van tijd worden ze pooier of dealer of weet ik wat. Toegegeven, je zult er in elk geval nooit van je leven in een portiek doodvriezen. Als je geen onderkomen voor de nacht kunt vinden, ga je gewoon lekker op het strand slapen.”

“In San Francisco stierf ik haast van heimwee naar New York. Zo bleef ik trouw elke week The Village Voice kopen. Daarin las ik op een keer dat het Broadway Central Hotel was ingestort. Ingestort! Bezweken onder de last van al die vuilnis en dat regenwater op het dak. En toen zag ik op een gegeven moment die kleine advertentie van CBGB’s, waarin jonge groepen werden gezocht die daar wilden optreden. Dat was voor mij het sein dat de tijd rijp was om terug te gaan naar New York.”

New York

“We naderden New York om ongeveer een uur ’s nachts. Het ogenblik dat ik de New Jersey Turnpike weer zag, zal ik niet licht vergeten. De twee jongens van mijn groep die met mij mee uit San Francisco waren gekomen, waren nog nooit van hun leven in New York geweest. Ze werden helemaal wild bij het zien van het World Trade Centre en het Empire State Building. En die gebouwen in het echt zijn ook een prachtig gezicht, precies zoals je ze kent van film en foto’s.”

“CBGB’s bleek niet veel voor te stellen. De naam is samengesteld uit de initialen van Country, Blue Grass en Blues, maar voor die muzieksoorten bestond halverwege de jaren zeventig in New York geen enkele belangstelling meer. Hilly Kristal, de eigenaar, was daarom op advies van Tom Verlaine begonnen met het programmeren van rock. Zijn eigen groep Television en Patti Smith waren de eersten die er optraden, kort daarna werden de Ramones en wij geboekt. Aanvankelijk speelden we nog voornamelijk blues, maar toen men ons begon te vergelijken met The J. Geils Band heb ik het roer drastisch omgegooid. Bovendien begon ik langzamerhand mijn eigen stijl te vinden en die sloot meer aan bij het werk van The Drifters.”

“Hoewel we behoorlijk wat succes oogsten in CBGB’s, waren we toch een vreemde eend in de bijt. Vergeleken met de anderen kwamen wij zowel muzikaal als uiterlijk nogal gedistingeerd over. Geen denken aan dat wij in ons dagelijkse kloffie het podium zouden opstappen. Die gasten misten werkelijk elk gevoel voor stijl. Of het zou anti-stijl moeten zijn. Als je dan toch zo nodig de bühne op moet, doe het dan ook goed en zorg dat alles, van de muziek en de kleding tot en met de danspasjes, tot in de puntjes verzorgd is.”

“De term new wave heb ik voor het eerst gehoord uit de mond van Hilly Kristal. Hij zocht naar een noemer voor de nieuwe muziek in CBGB’s en op een goede dag kwam hij met die term op de proppen. Ik vond het een belachelijke naam vanwege de associatie met surfmuziek. Van punk werd toen nog helemaal niet gesproken, dat kwam pas nadat de Sex Pistols en The Clash in Engeland de boel op stelten hadden gezet. In Amerika is punk trouwens een scheldwoord voor nietsnut.”

“Toen ik eenmaal een platencontract had getekend, ben ik meteen verhuisd naar de westkant van Manhattan. Ik huurde een appartement dicht bij de Hudson. Aan de oostkant was het mij te link geworden. Berovingen en overvallen waren daar schering en inslag. Zo werden mijn toenmalige drummer en zijn vriendin eens in de hal van hun woning opgewacht. Toen ze het trappenhuis uitkwamen, grepen ze haar en zetten haar een scheermesje op de keel. Als je vijftien bent heb je met dergelijke toestanden nog niet zo’n probleem, maar na verloop van tijd ben je er steeds minder tegen opgewassen. Ik moest op het laatst al mijn moed bijeenrapen om nog de deur uit te durven.”

Miami

“In elke grote stad heb je gevaarlijke buurten als de Zeedijk in Amsterdam, maar Miami is zo erg dat er camera’s op straat zijn geïnstalleerd om opstandjes, onlusten en overvallen te kunnen registreren. Het is daar echt Big Brother is watching you. Er wonen nogal wat Cubanen en voor hen is het er zacht gezegd allesbehalve prettig. Op de generatie van mijn ouders heeft de stad altijd een grote aantrekkingskracht uitgeoefend. Tot voor enkele jaren trokken bejaarden uit heel de Verenigde Staten er naar toe vanwege het ideale klimaat. Nu is de sfeer er inmiddels al te grimmig, maar het zuiden van Florida is bij de gepensioneerden onverminderd in trek. Mijn moeder bijvoorbeeld woont er ook sinds kort. Florida is het grootste bejaardentehuis van Amerika.”

Parijs

“Fransen hebben een hekel aan domme mensen en van buitenlanders nemen ze op voorhand aan dat het domme mensen zijn. Parijzenaars hebben bovendien een hekel aan iedereen die geen echte Parijzenaar is. Maar als ze je eenmaal hebben leren kennen, vallen ze best mee. Nu is Parijs ook een stad naar mijn hart. De mensen weten er te genieten van de goede dingen des levens. Het leven heeft er een zekere stijl. Parijzenaars zijn romantici in een romantische stad. Ik vind het licht er zo prachtig, net alsof er een belichter uit een theater aan te pas gekomen is. Parijs doet mij denken aan New Orleans. Of eigenlijk is het juist omgekeerd.”

New Orleans

“Momenteel woon ik in New Orleans. Als je in die stad komt, lijk je terug te stappen in de tijd. De gebouwen zijn oud en je hebt er zelfs nog straatlantaarns op gas. De mensen houden er een Latijnse manier van leven op na, ze hebben meer de joie de vivre van Parijzenaars. Het gaat er allemaal wat beschaafder en rustiger aan toe dan in de rest van Amerika. Maar in New York gebeurt zo veel meer.”

New York

“In New York heerst een bepaalde creatieve spanning. De stad doet iets bijzonders met kunstenaars. Neem nou Bob Dylan, die is toch heel anders gaan schrijven toen hij er niet meer woonde. En Jezus Christus, wat had die man een visioenen! Aan de andere kant heb je er natuurlijk ook ontzettend veel vermeende kunstenaars rondlopen, figuren die je de oren van het hoofd kletsen over hetgeen ze van plan zijn te doen, maar tot het uitvoeren van die grootse plannen komt het nooit. Maar ik heb nog liever te maken met figuren die tenminste weten wat ze willen gaan doen dan met van die gasten die niet eens een flauw idee hebben van wat ze zouden willen gaan doen. Je moet wel wat van het leven verwachten, anders heeft het leven geen zin meer.”

“Mijn jeugddromen zijn gelukkig voor het overgrote deel uitgekomen. Ik leid het leven van een bohémien en dat is wat ik altijd heb gewild. Niet dat ik nu zo graag voortdurend onderweg ben, maar zo maak je wel het een en ander mee. De tredmolen van een burgermansbestaan is mij bespaard gebleven. En dat heb ik aan New York te danken. Die stad heeft mij geholpen mijn persoonlijkheid te ontwikkelen. Ik moest er mijn hoofd boven water zien te houden en heel wat moeilijkheden overwinnen. Zo heb ik de volharding gekregen die je nodig hebt om het in dit leven te redden. Al verbaast het mij soms dat ik het daadwerkelijk heb weten te redden.”

“Als muzikant ben ik een product van New York, maar in mijn liedjes geef ik zeker geen romantisch beeld van het ruige stadsleven, zoals sommigen beweren. Mensen romantiseren sowieso vaak dat ik romantiseer. Ik geloof niet dat ik een romantisch gevoel heb ten opzichte van de stad in het algemeen en van New York in het bijzonder. Niet dat ik het vreemd vind dat ik romantisch overkom, ik ben wel degelijk romantisch, maar mijn romantiek is die van man tegenover vrouw en niet die van man tegenover stad.”

July 1, 2012

Sympathy for the DeVille

Source: Record Collector July 2012 nr 403 by Garth Cartwright © 2012

WILLY DeVILLE Stroll on! Was he the most underrated talent?
Are Spanish Stroll and his gigs at CBGB all you heard about Willy DeVille or his Mink-lined band? If so, you missed out. Garth Cartwright charts the troubled yet inspired journey of a singer who found life anything but a gentle amble.


The hotel was tucked away on Paris’s Left Bank, discreet and very chic. Entering the lounge area to wait on my interviewee I glance at a series of small, framed photos and note that they are of previous guests: Johnny Depp, Miles Davis and many a French celebrity. Obviously, those who stay here enjoy its intimacy and privacy – without an appointment there is no possibility of getting past reception.

My interviewee appears at the bottom of a staircase, a remarkably tall man with long black hair, pencil moustache and goatee. In summer 2005, Willy DeVille might seem a strange guest to be considered alongside the aforementioned superstars – in the UK he is remembered, if at all, as leader of Mink DeVille, the New York band who scored a 1977 hit with Spanish Stroll – yet in France DeVille was considered a rebel, a true star. As he strode towards me, wearing an outfit that may well have suited 18th-century Bourbon gatherings, I noticed he was limping and reliant on a walking stick. “Have you hurt yourself?” I asked, and DeVille groaned before describing a car crash in the mountains of New Mexico. “I wasn’t drunk,” he says, “but I was driving to a bar to get drunk. And then this pickup truck full of Mexicans came around a blind corner and hit me straight on. The … [You must be a subscriber to view the full article]


You might also like:
ALBUM REVIEW: Willy DeVille In New Orleans by Willy DeVille
ALBUM REVIEW: Come A Little Closer: The Best Of Willy DeVille Live by Willy DeVille

May 30, 2012

Great essay about the late Willy DeVille [2009]

Great essay about Willy DeVille - by William S. Repsher [Sept 13, 2009]

I’d recommend reading the Wikipedia link for an interesting story. Born William Borsey, Jr. in a working-class part of Stamford, CT in 1950 of Irish, Basque and Indian descent. Street kid, left town as a teenager, rolled around as a musician, New York, San Francisco, London. Eventually found his way back to New York, around the mid-70s when the CBGB’s scene was taking off, and made a name for himself fronting the 70s punk/new wave band Mink Deville. Ran his course with them, went solo, had a minor hit with “Storybook Love” from The Princess Bride soundtrack, moved to New Orleans, then the Southwest, falling in and out with heroin all the while, finally kicked the habit, moved back to New York in the early part of the century, diagnosed with Hepatitis C earlier this year, at which time he learned he also had pancreatic cancer, and he was gone by August.

Those are some of the bare facts. What’s missing is the music, and before a few weeks ago, I was pretty uninformed about Willy DeVille. I only had Mink Deville’s first album on CD, used to have the second, and their last album, Sportin’ Life, on vinyl. Sportin’ Life might have threw me off his track for years. I recall finding it in a cutout bin at Sounds on St. Marks Place for a buck, gave it a try, and it was standard Willy DeVille sounding stuff with a very bad 80s production sheen.

What was the standard Willy DeVille sound? That’s the weird part, and something that should have struck me a lot more than it did until after his passing. He came out of that CBGB’s scene in the mid-70s, yet listening to that album again, I can hear he had nothing to do with that scene, and much more to do with the sound of the early 60s in New York, songs by Doc Pomus, that romantic “street” sound. Think of songs like “Stand by Me,” “Save the Last Dance for Me” and “You Better Move On.” You take those three songs, the rhythms, lyrics and feel, and you have the essence of Willy DeVille when he started. I had no idea where he came from at the time – I had assumed he was a Puerto Rican kid from Spanish Harlem. That was the look he affected: pompadour hair, tough-guy street looks, etc.

I can’t even recall how I came to buy a Mink DeVille album – probably read about it before I had heard anything. All I know is that when I put the needle down on "Venus of Avenue D” and the song shifted gears on the line, “In the back room the boys/They’re talking about you” I was won over. Just one of those moments in rock, the lead guitar kicking in, accenting the pounding drums and piano riff. And I knew Avenue D was a truly shitty part of New York City. (Still isn’t that hot, although gentrification really did a number on Avenues A and B … haven’t walked down past Avenue A in years, but recall a few “instructive” trips in the late 80s.) All he did was update a song like “Spanish Harlem,” writing about light being found in unlikely places in the city, and making it his job to preserve that delicate, unexpected beauty through his song.

It’s plain as day to me now, but since Mink Deville were packaged as punks, I didn’t catch on that Willy DeVille was a romantic revisionist. Those first two albums are a tribute to that early 60s Doc Pomus vibe, the street tough with a heart of gold, think of the working-class guy in “Uptown” by The Crystals who doesn’t make any sense in the world until he’s walking the streets of his ratty neighborhood. While it may not have fit in on the surface of the CBGB’s scene, it did more: reached back to roots stronger and more lasting than what was going on at the time and somehow updated the sound with a more gritty feel. It was about as un-punk as you could get – then again, that was the whole message of the bands who made it big from that scene, they were never all that punk (think Talking Heads, Blondie, Television, etc.). The Ramones were it for punk, and when you get down to it, they were just like Willy DeVille, grabbing onto the past and twisting into something he could call his own.

I never followed up on that initial interest in Mink Deville. I think at the time I pictured the band as being too slick – Willy fancied himself a dandy: skinny ties, European suits, pencil-thin mustache, slicked-back hair. It was a cool image, but it seemed odd to me at the time, just didn’t connect. (At various times in his life, he looked like: a Puerto Rican street kid, an Italian fashion victim, Vincent Price, a New Orleans dandy circa 1890, a biker, a vampire, an American Indian … it goes on.) I frankly never connected with DeVille for a long time. I pulled Sportin’ Life from a used bin on a lark, and it didn’t move me.

My loss. After his recent passing, I started thinking about Willy DeVille a lot. Remembered the promise of those early songs. And in some weird way, I grew into his sound again, this time for real, getting it the way someone who’s spent a few decades in the city can understand implicitly, but more importantly, grabbing onto that romantic sense of respecting the past. (It took me decades to realize the past is always with us, whether we like it or not. Consider it your shadow.)

I poked around the web and found a few treasure chests of his albums. (Email me privately if you want some tips.) And I found many of his albums are now hard to find – either expensive imports or simply out of print. So I was more than glad to do the Rapidshare thing this time, nailing down most of his catalog.

And I feel like I lost a friend I never knew I had. Much like Warren Zevon, DeVille truly took off when people en masse stopped paying attention. He grew. He explored all types of music, and found he could play them. He wrote great songs that are as elemental and true as those of his heroes, songwriters like Doc Pomus. In listening to his albums over the past two weeks, I’ve heard him run the gamut in terms of sounds and influences: Springsteen, Van Morrison, early 60s pop, the Stones, the blues, Mellencampish country rock, Tom Waits, Buddy Holly. He even had a celtic-sounding song! And he never lost it. His last album, Pistola, came out last year, and has a few winners on it. (Try “So So Real” from that album.)

But through it all, and something I never fully understood, he had that underlying latin rhythm to all his work. And, again, that was more tribute to songwriters like Doc Pomus and the sort of lilting rhythms they infused their songs with. “Save the Last Dance for Me” is a latin shuffle. A lot of those graceful ballads from the early 60s were.

That rhythm must have spoken to the Spanish side of DeVille’s heritage. So with that song, you had a nebbish Jewish songwriter writing a Spanish shuffle for a bunch of black do-wop singers. It was that sort of cross-cultural sharing that once made American pop music so great … and is totally lost and destroyed now. DeVille grasped that sort of quiet diversity and used it himself, much more when Mink Deville faded away as a band, and he was left to his own devices. Basically, he recorded albums that were very good, but went nowhere in America. Apparently, they love him in Europe, in France and Spain particularly. I recall a big controversy over Le Chat Bleau, his 1979 album with Mink Deville that was at first rejected by his American record company, released in Europe, did very well, then came out here to critical accolades (but so-so sales). It may sound like a standard album today, but back then, nobody was putting out albums like that. Los Lobos would come around a few year later and have a similar sound, but they didn’t have DeVille’s eclecticism – one song would sound like Springsteen, another like the Drifters, another like Edith Piaf. That sort of shit mows down critics, but does nothing for record companies, who rarely know how to market something that daring.

DeVille was very similar to another European icon who is nobody in America: Chris Rea. If you don’t recall, Rea had a big hit in the late 70s with the soft-rock classic “Fool (If You Think It’s Over).” If that’s where your grasp of Rea ends, you’re missing out on a decades-long career spanning a few dozen albums, with nearly each one sounding new and different, branching off into the blues, traditional European instrumentation, rockabilly, soul, celtic … and so many more influences. He’s had a remarkable career, and you’d be hard-pressed to find his CDs in most retail stores, much less meet anyone who’s even remotely aware of his music.

Like Rea, DeVille somehow found a way to keep making music, and not just punching the clock, putting out really challenging, interesting music. Of course, I’m a bit of a bullshit artist, because none of this was made clear to me until about two weeks after his death. Again, it was like finding a friend I never knew I had. And I’m more than glad now to spread the word. When I listen to Willy DeVille now, I hear someone who should have been a lot more popular than he was. But given that he became harder to pin down musically as he aged, that would have been hard to do without a massive fan base already in place leading up to that sort of exploration. Maybe he was better off that way, at least creatively if not financially. There’s some kind of freedom in not having to worry about what record companies and millions of fans want.

So long, Willy. You are not forgotten, and sorry it took me so long to come around. You deserved better than what you got. Then again, if you had the chance to make this kind of music and go on living, you were doing something right.

Some of my favorites:
“Southern Politician” by Willy DeVille
“Bamboo Road” by Willy DeVille
“Stand by Me (live at Montreux 1982)” by Mink Deville: